PREMIUM
Ze zitten als twee beleefde mensen te vermijden wat eigenlijk moet worden gezegd
De laatste dag van Sanne zit er bijna op. Ze hoort nog één keer de verhalen van Kostas en Dimitri aan, voordat Jaap haar naar het vliegveld brengt.
Vorige week: Sanne besluit Jaap en Leontien samen de tijd te geven.
Het was misschien wel nobel, maar ik baal als een stekker. Ze schiet in de lach van die heldere gedachte die zomaar in haar oppopt, terwijl ze in haar kleine zeegroene jeep met open dak een ritje maakt over het eiland. Samos is prachtig. Ze heeft inmiddels delen van de geschiedenis ontdekt en het kerkhof bezocht van Kastanéa, het kleine Griekse dorp waar zich in de Tweede Wereldoorlog verzetsstrijders hadden schuilgehouden. De totale bevolking van Kastanéa werd voor straf geëxecuteerd. Verbijsterd loopt Sanne langs graven van vrouwen, mannen en kinderen. Ze leert mensen kennen en voelt zich al aardig thuis. Toch rijdt ze op een gegeven moment verkeerd, recht op een militaire afzetting af, waar de wachtposten haar dwingen om te keren. Ze schreeuwen haar iets toe en maken wilde armgebaren. Sanne kan van de zenuwen zo gauw de achteruit niet vinden in de gehuurde jeep. Ze hoort de tandwielen knarsen in de versnellingsbak.
Liefde en bedrog
Supernobel dus om die man de tijd en de rust en de ruimte te geven om uit te zoeken waar hij staat in zijn liefde voor Leontien. Maar onderwijl zit zij wel op een soort verhard zandpad een versnellingsbak te verkrachten om te voorkomen dat ze wordt gearresteerd door het Griekse leger en ergens achter dat prikkeldraad verdwijnt. Voor altijd. Het zweet breekt haar uit.
In de avond eet ze op het terras met Kostas en Dimitri, die elke avond vragen of Jaap alweer terug is. Daarna vertellen de twee oude mannen verhalen over liefde en bedrog, over eeuwige schande en weggemoffelde bastaarden. Over bloedwraak zelfs, en over die keer dat de neef van Nana, met wie Dimitri een wilde nacht had beleefd, alle kippen van zijn zuster had vergiftigd.
“Allemaal dood,” zucht Dimitri. “Mijn zuster was in alle staten.” En dat was om een nicht? Precies. Daar was die neef zelf verliefd op. Dat wist de familie. Dus Nana werd de volgende dag op een boot gezet naar Athene, waar ze ging wonen bij familie van haar moeder. Nooit meer teruggezien. En die neef? Die woont nog steeds op Samos. De gekke ouwe kippennekker. Zo noemen ze hem. Ondanks de verhalen is ze opgelucht als ze voor het laatst ontbijt op het dakterras. Ze neemt afscheid van Maria, aait even over de buik waarin het vierde kind veilig opgeborgen wacht en laat zich door Jaap naar het vliegveld brengen.
Ongemakkelijk
Die rit is zó ongemakkelijk, dat ze zich wel voor het hoofd kan slaan dat ze geen taxi heeft gebeld. Jaap durft niets te zeggen. En zij ook niet. Dus zitten ze als twee beleefde mensen alles te vermijden wat eigenlijk had moeten worden gezegd.
Weet je nu wat je wilt? Dat is de hamvraag. Maar Sanne stelt hem niet. Ze praten over het weer. Over het prachtige eiland. Over het heerlijke eten. Ze vertelt over Dimitri en over Kostas. Ze herhaalt verhalen waar Jaap bulderend om lacht. Zelf vertelt hij weinig. Het is ingewikkeld, zegt hij. Morgen gaan we naar Athene. We? Ja. Leontien en ik. Daar woont Helena. En Yannis ook. De kleinzoon. O, daar is het vliegveld al. Wat een drukte. Hij loopt niet mee, hè? Nee hoor, dat hoeft niet. Doe maar Kiss and Ride. Ja, natuurlijk zal ze goed op zichzelf passen. Hij toch ook?
Niet omkijken
Daar loopt ze, naar de vertrekhal van het kleine vliegveld. Ze voelt hoe hij haar nakijkt, dus loopt ze mooi rechtop, stevig, in een kaarsrechte lijn. Sterk ben ik. Nog een klein stukje. Als ik door die schuifdeuren ben, zoek ik een plek op waar ik even kan gaan zitten. En ik kijk niet om. Nee. Ik kijk niet om.
Inchecken, naar de gate, het gaat allemaal razendsnel en voordat ze het weet, loopt Sanne het vliegtuig in. Daar is haar stoel. Eerste rij. Bij het raam. De stoel in het midden is van Jaap, dus daar legt ze haar boek. Verder heeft ze niets nodig. Ze schuift haar handbagage in het vak, gaat zitten en sluit haar ogen. Pas als het vliegtuig opgestegen is, doet ze haar ogen open en kijkt naar buiten. Daar is de zee.
“Zo veel kleuren blauw,” mompelt ze.
“U bent vast een schilder,” zegt een aardige stem in de stoel naast die van Jaap.
Volgende week: Sanne praat gezellig met haar medepassagier, maar de sfeer slaat gaandeweg om.