Margriet logo
null Beeld

Wil (82): 'Ondanks de akelige oorlog heb ik ook veel liefde en vriendschap gevoeld in die tijd'

De bommen op haar dorp tijdens de oorlog maakten op Wil van Beuzekom-aan de Wiel (82) als kind een diepe indruk. “Het is een wonder dat we gespaard zijn gebleven.”

“De laatste maanden van de oorlog logeerden we in het voorhuis van een boerderij. Er stond een divan vlak bij de deur. Bovenin zat een klein raampje. Soms zette mijn vader mij op de rand van de divan, zodat ik kon zien wat er buiten gebeurde. Op een dag in mei 1945 keek hij weer door dat ruitje. ‘We zijn bevrijd!’ riep hij uit. Dolblij tilde hij mij op, zodat ik ook kon kijken. Ik zag jeeps voorbij rijden, er waren Nederlandse en oranje vlaggen en mensen liepen zingend langs de weg. Mijn vader durfde nog niet naar buiten, uit angst dat de bezetters toch nog een laatste aanval zouden ondernemen, maar we waren echt vrij. Ik kon het bijna niet geloven. Oorlog was namelijk alles wat ik kende. Ik was drie toen de Duitsers ons land binnenvielen; mijn eerste herinneringen stammen dus uit de oorlogstijd. Ik wist niet beter dan dat we bezet waren.”

Koolzaad en graan

“Er veranderde veel toen de oorlog uitbrak, al had ik dat als peuter nog niet door. Onze Wilhelminastraat mocht al snel van de bezetters niet meer zo heten; op verwijzingen naar ons koningshuis zaten ze niet te wachten. Dus werd het de Middenstraat. Ingekwartierde Duitse soldaten logeerden in ons huis. Alles werd schaars en dingen kwamen op de bon. Aardappels, graan, suiker, zeep. Mijn ouders gingen vaak naar de Biesbosch, waar ze op het land van een boer koolzaad en graan mochten rapen dat uit een oude dorsmachine viel.

Mijn vader was erg handig en had zelf een koolzaadpers gemaakt. Daarin perste hij het koolzaad uit, zodat er olie vrijkwam, waarin mijn moeder onder andere pannenkoeken kon bakken. Met het graan bakte ze brood. Mijn ouders waren vindingrijk, waardoor we nooit echt honger hebben geleden. Een enkele keer haalden ze eten bij de gaarkeuken in het dorp. En tegen het eind van de oorlog ging mijn vader met een boot kolen halen. Dat was erg gevaarlijk, want de Duitsers schenen met schijnwerpers over het water. We waren altijd dankbaar als hij weer veilig thuis kwam. Die dankbaarheid overheerst nog steeds. Het had ook heel anders kunnen aflopen.”

Vliegtuigen zonder vleugels

“Er vlogen vaak vliegtuigen over ons huis. Als klein meisje vond ik dat reuze interessant. Mijn vader vertelde dat de piloten ons kwamen helpen. ‘Ze gaan naar Duitsland. Nog even en dan zijn we vrij!’ Op maandagmiddag 29 januari 1945 ging ik naar de bakker, samen met mijn vriendin Aafje. We liepen langs de spoorlijn. In de verte lag het station. Onderweg kwamen we de verkoopster uit de bakkerswinkel tegen. ‘Gaan jullie brood halen?’ vroeg ze. ‘Ga maar terug naar huis. Het brood is al uitverkocht. Voor mij is er ook geen werk meer.’ Aafje en ik keerden om.

Bij het tuinhekje van ons huis bleven we staan, omdat we vliegtuigen hoorden. Ik keek omhoog. Vreemd, waarom hadden ze geen vleugels? Ze waren ook kleiner en donkerder dan normaal. Hier klopte iets niet. ‘Mama, kijk! Vliegtuigen zonder vleugels,’ riep ik naar mijn moeder in de keukendeur. ‘Dat zijn bommen!’ riep ze en ze loodste mij en Aafje naar binnen. Daar bracht ze ons naar het veiligste plekje in huis: de slaapkamer van mijn ouders waar het bed tussen drie muren stond, ver weg van een raam. Mijn moeder zette Aafje, mij en mijn broertje Koos op bed. Toen hoorden we op straat een meisje huilen. Snel rende mijn moeder het huis uit om ook haar in veiligheid te brengen. Daar zaten we met z’n vijven in de hoek van het bed te wachten tot het bombardement los zou barsten. Alle ruiten vlogen uit de ramen. De bommen bleven maar komen. Ik was bang, maar niet in paniek. Waarschijnlijk omdat mijn moeder rustig bleef.

null Beeld

Propeller

Mijn vader zat op dat moment met twee vrienden op het dak van een schuurtje, ze maakten een propeller. Meteen toen ze de bommen in de gaten kregen, sprongen ze van het dak af en renden richting het riviertje dat was bevroren. Over het ijs glibberden ze naar de overkant, terwijl de eerste bommen al vielen. Ze bereikten het huis van de kruidenier, waar ze konden schuilen. Die dag kwam mijn vader roetzwart thuis van het stof van de bommen. Wat waren wij opgelucht. Pas later beseften we hoeveel geluk we hadden. Stel je voor dat het brood niet uitverkocht was geweest. Dan hadden Aafje en ik precies op de plek gelopen waar een bom een flinke krater in de grond sloeg en een fietsenwinkel in puin legde. Er zijn die dag zes doden gevallen in de buurt. Een wonder dat we gespaard zijn gebleven.”

Gebombardeerd

“Het bleek dat we gebombardeerd waren door de Engelsen. Dat vond ik heel verwarrend; zij waren toch de ‘goeden’? Waarschijnlijk was het een tactische zet, hoewel de oorzaak nooit helemaal duidelijk is geworden. Via de spoorlijn in Hardinxveld-Giessendam vervoerden de bezetters van alles naar Duitsland en aan het eind van de oorlog wilden de geallieerden dat koste wat kost voorkomen. Misschien dat daarom de piloten - die eerst doorvlogen naar Duitsland - nu het station en de spoorlijn bombardeerden. Maar er gaan ook geruchten dat de Engelsen een vermeende Duitse radiozender in het station - waarmee de Duitsers contact onderhielden met het front - onschadelijk wilden maken. Het station stond er na die eerste keer nog in zijn volle glorie, maar in de omgeving was het een grote ravage.

“Als we dit overleven, gaan we weg,”

Helaas bleef het niet bij één keer. Op 6 februari 1945, net nadat mijn vader nieuwe ruiten had laten zetten in alle ramen, zaten we te eten. Naast onze tuin had een boer een stuk land met een grote mesthoop erop. En precies daarin viel tijdens het tweede bombardement een bom. De mest smoorde de kracht ervan. Opnieuw knalden alle ruiten uit de kozijnen. De stront vloog in het rond, we hadden de viezigheid in onze borden en op de muren zitten. Alles zat onder, maar dat hinderde niet. Wát een geluk dat die bom precies in de mesthoop was gevallen, anders hadden we het misschien niet eens kunnen navertellen. “Als we dit overleven, gaan we weg,” zei mijn vader terwijl de bommen om ons heen insloegen. En dus vertrokken we, naar een boerderij in Brandwijk, naar familie van mijn moeder. Wij konden in hun voorhuis logeren. Daar hebben we de laatste vier maanden van de oorlog doorgebracht en ging ik naar de dorpsschool.

Hongerwinter

Tijdens de Hongerwinter kwamen soms mensen vanuit Rotterdam naar Brandwijk lopen; dan vroegen ze om aardappelschillen. Zo veel honger hadden ze. Als ik met mijn fiets over de landweggetjes reed en een vliegtuig aan hoorde komen, keek ik altijd of er wel vleugels aan zaten. Die gewoonte heb ik nog lange tijd na de oorlog gehad. Dan schrok ik, zodra ik dat zoemende geluid hoorde. Ik was vooral blij dat ons gezin nog compleet was. Mijn vader was eerder, eind 1944, opgeroepen om dwangarbeid in Duitsland te gaan verrichten. Ik zie ’m nog vertrekken, met de plunjezak op zijn rug. Mijn moeder en ik waren heel verdrietig, we wisten niet of we ’m ooit terug zouden zien. Mijn vader liep naar Sliedrecht en moest daar in een lange rij gaan staan om op transport te gaan. Toen werd er geroepen dat schippers de rij mochten verlaten. Mijn vader werkte op een scheepswerf. Dan ben ik ook schipper, dacht hij en stapte uit de rij. Direct liep hij terug naar ons dorp. Zijn plunjezak liet hij onderweg achter zodat hij minder zou opvallen als ‘deserteur’. En zo zagen wij hem die avond onverwachts thuiskomen. Ik krijg nog kippenvel als ik aan dat moment denk.

Liefde en vrienschap

Hij heeft zich vervolgens een paar weken verstopt bij een boer in Giessenburg. Daarna voelde hij zich veilig genoeg om terug naar huis te komen. Gelukkig is er bij ons nooit een razzia geweest om werkweigeraars op te pakken, zoals wel in Dordrecht het geval was. Ik weet nog dat mijn oom en tante ook enige tijd bij ons ondergedoken zaten om de Arbeitseinsatz te ontlopen. En zo hielpen mensen elkaar waar ze konden. Ondanks de akelige oorlog heb ik ook veel liefde en vriendschap gevoeld in die tijd.”

Vrijheid

“Daar op de boerderij in Brandwijk vierden we de bevrijding. Mijn ouders hebben dat vast zien aan komen, aangezien een deel van Nederland al bevrijd was en de geallieerden steeds verder oprukten. Maar voor mij als achtjarig kind kwam het als een verrassing. Vlak na de bevrijding gingen we weer naar ons eigen huis. Mijn school was eerder bezet geweest door de Duitsers, daardoor was ik bijna een jaar niet naar school gegaan. Van een bevriende docent had ik soms wat thuisonderwijs gekregen, maar veel stelde dat niet voor. Nu kon ik weer gaan leren en samen met Aafje naar school.

Ik was blij dat het ‘normale’ leven kon beginnen. Onze straat heette weer de Wilhelminastraat. In het dorp werden de huizen opgebouwd die door de bombardementen waren geraakt. Winkels openden weer, de avondklok was afgeschaft, we hoefden niet meer bang te zijn dat onze fietsen in beslag werden genomen, er waren geen soldaten meer ingekwartierd in ons huis en er lag genoeg eten in de winkels. Maar mijn moeder bleef wel zuinig en vindingrijk, ze had moeite met spullen zoals oude kleren weggooien en verstelde ze liever of maakte van haar oude jurken en jassen kleding voor ons. ‘Je weet nooit of er weer oorlog komt,’ zei ze dan.”

Luchtoorlog

“Voor de luchtoorlog is niet zo veel aandacht, ook niet op scholen. Dat er veel gevechtsvliegtuigen zijn neergestort, daar hoor je bijvoorbeeld weinig over. Terwijl dat in heel Nederland, in onze eigen omgeving, gebeurde. Mijn dochter heeft pas een kinderboek geschreven over de luchtoorlog: Sunny Twins. De geheime schuilplaats. Dit boek is een mooie manier om kinderen te bereiken. Zodat ook zij weten wat er zich heeft afgespeeld. Het verhaal is deels geïnspireerd op mijn herinneringen en in samenwerking met het Sky of Hope & vliegeniersmuseum in Vuren geschreven. Dit museum is opgericht ter herinnering aan de luchtoorlog. Ik ben blij met het boek, want het is belangrijk dat mensen weten dat zo veel jonge piloten hun leven in de waagschaal stelden. Vaak jongens nog, die hun leven riskeerden om ons onze vrijheid terug te geven. We moeten die omgekomen vaders en opa’s blijven herdenken. Vrijheid betekent: zonder angst en beklemming leven. En we moeten nooit vergeten dat onze vrijheid niet vanzelfsprekend is.”

null Beeld

Dit artikel is eerder verschenen in Margriet 18– 2020 Dit nummer teruglezen? Ga dan naar lossebladen.nl.

Tekst: Anne Broekman. Fotografie: Mariel Kolmschot. Visagie: Nicolette Brøndsted.

Yara Griffioen

Op alle verhalen van Margriet rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@margriet.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden