Vicepremier de Jonge: ‘De meeste mensen weten niet eens dat ze mantelzorger zijn’
Als je het hebt over mantelzorg, kan een interview met vicepremier en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Hugo de Jonge niet uitblijven. Hoe probeert hij het verschil te maken in het leven van anderen? 'Er willen zijn voor een ander is er bij mij thuis met de paplepel ingegoten.'
Graag maakt Hugo de Jonge, vicepremier en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in zijn drukke agenda tijd voor Margriet, omdat het onderwerp mantelzorg hem zeer aan het hart gaat. De vele mantelzorgers die ons land telt ziet hij als prachtig voorbeeld van hoe wij voor elkaar zorgen en samenleven. Voor al deze mensen, die wel wat meer ondersteuning kunnen gebruiken, wil hij zich graag inzetten.
Hij ontvangt ons hartelijk en laat trots laat hij zijn werkkamer zien, waar grote, kleurrijke schilderijen hangen van zijn jongere broer Jakob. “Ik mag ze van hem lenen, hier heb ik de ruimte.”
Heeft u zelf ervaring met mantelzorg?
“Mijn ouders en schoonouders zijn relatief jong, rond de zeventig, en allemaal gelukkig nog kerngezond. Mijn moeder zorgt voor mijn oma van 99 jaar, die dementie heeft en in een verpleeghuis woont. Mijn ouders zijn dichter bij haar gaan wonen, zodat mijn moeder daar dagelijks langs kan gaan. Ik vraag weleens of ze dat niet zwaar vindt. ‘Absoluut niet,’ zegt ze dan, ze doet het heel graag. Ik zie wel wat voor impact het heeft op haar leven. Het is dagelijkse zorg en als ze met vakantie gaat, moet ze iets regelen.
We hebben er zelf nog geen gesprekken over gevoerd met onze ouders. Dat zou op enig moment wel goed zijn, om uit te spreken wat de verwachtingen zijn. Hoe wil je oud worden? Wat zijn je wensen qua woonruimte, qua zorg, wat verwacht je van je partner en je kinderen? Als ze straks zorg en ondersteuning nodig hebben, hoop ik dat we daarbij zo veel mogelijk met mijn broers en zussen kunnen helpen.”
U bent uw loopbaan begonnen in het onderwijs, waarom koos u destijds voor dat vak?
“Ik koos voor de pabo omdat ik werken met kinderen altijd leuk heb gevonden. Maar echt verliefd op het onderwijs werd ik pas tijdens mijn stage op de basisschool de Akker in de Millinxbuurt in Rotterdam-Zuid. Dat was, zeker destijds, een heel slechte wijk met veel drugsoverlast, armoede en achterstanden. Het was zo prachtig om daar te mogen werken. Veel van de kinderen die daar naar school gaan, hebben van huis uit niet veel meegekregen wat je ze wel zou gunnen en moesten al jong leren omgaan met volwassen problemen.
Maar ze zijn heel veerkrachtig, ze kwamen met veel zin de school in huppelen. Het is zo mooi om in hun leven het verschil te mogen maken. Dat is altijd de rode draad in mijn werk gebleven. Je kunt het verschil maken als je bereid bent dingen morgen anders te doen dan je ze gisteren deed. Dat probeer ik nu ook te doen als minister. Ik wil het leven van mensen beter maken. Voor mensen die in de zorg werken en voor mensen die zorg ontvangen.”
Hoe combineert u uw werk met uw privéleven? Neemt u politiek mee naar huis?
“Ik doe mijn best er thuis genoeg te zijn. Onze zoon Ismaël (14) en onze dochter Sarah (11) zijn twee pubers die ook hun vader nodig hebben. Ik probeer elke zaterdag langs de lijn te staan als ze moeten voetballen of hockeyen. Ook heb ik mijn vrouw beloofd dat ik doordeweeks minimaal één keer thuis mee-eet. We hebben onze weg gevonden en zijn er een beetje aan gewend geraakt. In mijn vorige baan als wethouder van Rotterdam was ik ook veel van huis. Maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dit werk niet makkelijk te combineren is met thuis. Ik heb altijd het gevoel dat ik er meer zou willen zijn.’
Zijn uw kinderen geïnteresseerd in uw werk?
“Sarah en Ismaël gaan er heel nuchter mee om. Ze worden weleens aangesproken op het werk van hun vader. Maar voor hen is het niet zo spannend of belangrijk. Daarnaast hebben ze ook de leeftijd dat ze meer aandacht hebben voor de gemiddelde YouTuber dan voor mijn werk. Dat is heel gezond. Sarah gaf wel laatst een spreekbeurt over ministers en vroeg mij mee, ‘want,’ zei ze ‘als ik het over konijnen zou doen, had ik die ook meegenomen.’ Ik moest erbij zitten en na afloop vragen beantwoorden. Dat was heel leuk om te doen.”
Door het werk van uw vader, hij was dominee, werd er vroeger ook op u gelet. Hoe was dat?
“Ik zat wel een beetje in een glazen huis. Het gezin van de dominee werd met meer dan normale aandacht gevolgd. Als ik kattenkwaad had uitgehaald, was dat al bekend voor ik thuis was. Dan kwam er iemand op me af die in Zeeuws dialect zei: ‘Joe ken ik wel, jie bint er een van de dominie.’ Toch went dat wel en mijn ouders gingen er goed mee om, ze hebben ons nooit anders of extra streng behandeld. Net als nu bij mijn kinderen geldt: ze hebben het recht op een normale jeugd.”
Wat wilt u in de opvoeding overbrengen op uw kinderen?
“Vooral dat je er moet willen zijn voor een ander, dat je niet alleen voor jezelf op aarde bent. Zeker in de huidige generatie groeien kinderen op met het idee dat alles om hen draait. Het is erg individualistisch, alles draait om het eigen geluk. Er willen zijn voor een ander vind ik een belangrijke waarde die er bij mij thuis met de paplepel is ingegoten. Mijn ouders deden veel vrijwilligerswerk voor asielzoekers of mensen uit de kerkgemeenschap die het moeilijk hadden. Gelukkig is deze waarde nog flink aanwezig in de Nederlandse samenleving.”
Wat is uw drijfveer in uw werk?
“Dat heeft sterk met die eerdergenoemde waarde te maken. Mijn missie is dat we het samenleven weer een beetje onder knie te krijgen. Het zit in onze genen, er is geen land met zo veel vrijwilligers en mantelzorgers als Nederland. Tegelijkertijd groeit het aantal eenzame ouderen. Ik vind het een belangrijke taak om daar iets aan te doen. We kunnen ons niet veroorloven dat zo veel mensen zich eenzaam voelen.
De zorg is maar een deel van de oplossing, maar het omzien naar elkaar zullen we als samenleving als geheel moeten doen. Dé eenzaamheid oplossen lijkt misschien schier onmogelijk. Maar íemands eenzaamheid doorbreken, dat kunnen we eigenlijk allemaal. Ik gun ons dat we als land weer beter met elkaar samenleven.”
De overheid doet een steeds groter beroep op mantelzorgers. Wat vindt u daarvan?
“Heel veel mensen zijn mantelzorger zonder te weten dat ze dat zijn. Ze ontfermen zich over hun geliefde, dragen zorgtaken voor hun kind met een beperking, bekommeren zich om hun ouder. Uit liefde. Als een vanzelfsprekendheid. Omdat ze zien dat hun partner zich thuis het fijnst voelt, omdat geen ouder de zorg voor een kwetsbaar kind zomaar los kan laten, omdat een vader of een moeder hulp nodig heeft bij de boodschappen. Ik vind dat heel mooi.
Toch is mantelzorg niet alleen maar mooi, voor een naaste zorgen kan ongelooflijk intensief zijn. Als mantelzorgers het zwaar hebben, vind ik het belangrijk dat ze goed worden ondersteund. We kunnen namelijk niet zonder hen. Zonder mantelzorg en de inzet van andere vrijwilligers loopt de zorg in no time vast. We mogen mantelzorg daarom nooit als vanzelfsprekend gaan zien, ook al zien veel mantelzorgers dat wel zo.”
Wat doen jullie voor de mantelzorgers?
“Het is heel mooi dat er zo veel mensen zijn die anderen willen helpen. We weten aan de andere kant dat er veel mantelzorgers zijn die overbelast zijn en dat die het lastig vinden om hulp te vragen en te krijgen. Mensen moeten op de hoogte zijn dat er ondersteuning voor ze is. En wij kunnen de waardering voor het werk dat zij doen beter laten blijken. En ze praktisch ondersteunen. Door ze de ruimte te geven even op adem te komen als hun partner op de dagopvang is. Door logeerzorg te regelen voor hun kind met een beperking. Door respijtzorg te organiseren: dat is de zorg die mogelijk is om de mantelzorger te ontlasten zodat de mantelzorger een middag of weekend op adem kan komen.
Veel mantelzorgers vinden het bovendien moeilijk de touwtjes uit handen te geven of ze voelen zich schuldig naar hun partner als ze de zorg, ook al is het maar tijdelijk, aan iemand anders overdragen. Maar het is heel belangrijk dat ze hun grenzen aangeven om het vol te kunnen houden. Mensen willen over het algemeen zo lang mogelijk thuis blijven wonen, en met mantelzorg en de juiste professionele ondersteuning lukt dat vaak heel goed, maar het moet wel verantwoord zijn.”
Hoe zorgt u ervoor dat u de mensen blijft zien waar u het voor doet?
“Ik ga bewust vaak op werkbezoek. Nota’s zijn belangrijk, maar ik wil de kleine plaatjes blijven zien bij het verhaal en de mensen spreken om wie het gaat. Ik ga in gesprek om te vragen wat er anders en beter kan. Een tijdje geleden was ik op bezoek bij een ouder echtpaar. De vrouw zorgde al jaren voor haar man met dementie, maar toen ze zelf lichamelijke problemen kreeg, kon ze dat steeds minder goed volhouden. Ze zagen op tegen de stap naar het verpleeghuis omdat ze niet gescheiden van elkaar wilden wonen.
Maar er is een recht om samen te blijven, daar kunnen ze beroep op doen. Het is zeker niet de bedoeling mensen die al zestig jaar getrouwd zijn uit elkaar te halen. Dit voorbeeld liet mij zien dat, ook al is het in de wet keurig geregeld, de praktijk weerbarstiger is. Het moet ten eerste beter bekend worden dat dit kan en vervolgens zouden deze mensen meer steun moeten krijgen bij het maken van die keuze en de overstap naar een verpleeghuis. En we moeten natuurlijk zorgen dat er voldoende plek is.”
Houdt uw vrouw, als maatschappelijk werker, u ook in de gewone wereld?
“Zeker, mijn vrouw werkt op twee scholen als maatschappelijk werker in Rotterdam-Zuid. Zij biedt mij dagelijks zo’n plaatje bij het verhaal dat ik in de memo’s over jeugdzorg zie langskomen. Toen ik midden in de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer zat, appte zij mij dat bij haar op school net twee jongetjes op blote voeten en zonder jas bij het hek van de school stonden. Zij is de rest van die dag met jeugdzorg aan de slag geweest. Dat zette mijn werk weer in perspectief. Ik ben weliswaar bezig met het beleid over huiselijk geweld en jeugdzorg, maar zij spreekt met die gezinnen, zij zit er middenin.”
Jullie zijn al heel lang samen, wat is jullie geheim van een goede relatie?
“We kennen elkaar al vanaf 4 havo toen we bij elkaar in de klas kwamen, afgelopen jaar waren we negentien jaar getrouwd. Toen mijn dochter dat hoorde, zei ze: ‘Dan ben je echt kapot oud!’ Als je beiden een eigen werkkring en een eigen leven hebt, moet je ervoor zorgen dat je onderdeel blijft uitmaken van elkaars leven.
Tijd blijven maken, al is het ’s avonds laat om te horen wat de ander die dag heeft meegemaakt, benieuwd blijven naar elkaars verhalen. Zo voorkom je dat je uit elkaar groeit. Het helpt bij ons wel dat we enigszins hetzelfde vak hebben gekozen, we zijn allebei met de zorg bezig. En gelukkig is mijn vrouw ook erg geïnteresseerd in alles wat met politiek en beleid te maken heeft.”
Over Hugo
Hugo de Jonge werd in 1977 geboren in Bruinisse. Na een baan als leraar op een basisschool in Rotterdam, werd hij onderdirecteur op een andere school. In 2004 werd hij beleidsmedewerker Onderwijs voor de Tweede Kamerfractie van het CDA, daarna was hij werkzaam bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In 2010 werd de Jonge benoemd tot wethouder van Onderwijs, Jeugd en Gezin in Rotterdam. Hij is sinds 2017 vicepremier en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Gun mantelzorgers een week vrij, zonder gedoe
Er zijn in Nederland maar liefst 4,4 miljoen mantelzorgers. Veel van hen voelen zich overbelast. Het is voor mantelzorgers essentieel om de zorg af en toe over te kunnen dragen. Om op adem te komen, zodat ze het zorgen daarna weer langer volhouden. Maar als mantelzorgers op vakantie willen, blijkt vervangede zorg vaak maar beperkt beschikbaar, er moet ontzettend veel geregeld worden. Vaak worden ze van het kastje naar de muur gestuurd.
Dit moet anders, vinden Margriet en de landelijke vereniging MantelzorgNL, daarom zijn we een petitie gestart waarmee we een mantelzorgvrije week mogelijk willen maken voor alle mantelzorgers. Want juist mantelzorgers verdienen die mantelzorgvrije week zonder zorgen en gedoe dubbel en dwars. Ben jij het hier helemaal mee eens? Teken dan onze petitie: margriet.nl/mantelzorgpetitie
Tekst: Dorine van der Wind
Fotografie: Marloes Bosch