PREMIUM
Tweeling José en Tiny: ‘Als ik haar belde, bleek ze die avond hetzelfde gekookt te hebben als ik’
Eeneiige tweeling José Kegel en Tiny Visser (81) zijn allebei weduwe. Ze wonen een eindje van elkaar af, maar logeren jaarlijks vier tot vijf keer een maand bij elkaar. Ruziemaken? Ondenkbaar.
José: “Om met de verschillen tussen ons te beginnen: Tiny is liever van karakter dan ik. Ik heb een wat grotere mond. Maar Tiny is niet op de achtergrond hoor. Onze relatie is volstrekt gelijkwaardig.”
Tiny: “José is inderdaad iets mondiger. Maar verder lijken we enorm op elkaar. We kunnen alles tegen elkaar zeggen en alles hebben van elkaar, ook als we elkaar plagen snappen we precies hoe de ander het bedoelt. Ik kan me niet één ruzie tussen ons herinneren.”
José: “Ook nu we 81 jaar zijn, worden we op straat aangesproken omdat mensen vinden dat we zo op elkaar lijken. Zijn jullie tweelingzusjes, vragen ze dan. Zo is het altijd gegaan. We zijn geboren in 1941 en groeiden op in Limburg, waar we een fijne jeugd hadden in de naoorlogse jaren.”
Tiny: “We waren met vijf kinderen thuis. De band tussen alle kinderen was goed.”
José: “Maar wij klitten altijd samen. We werden samen bij vriendinnetjes uitgenodigd en zaten in dezelfde klas, waar de leraren niet konden onthouden wie wie was. Ze wilden dat ik een rode strik op mijn blouse speldde en Tiny een blauwe. Maar dan vergaten ze weer wie rood was en wie blauw en daar stoorden ze zich aan. We maakten precies dezelfde fouten in ons werk, dus werden we beschuldigd van spieken. Tiny moest toen voor in de klas zitten. Toen hadden we nog steeds exact dezelfde fouten en mochten we weer bij elkaar.”
Tiny: “Ik kreeg een vriendje, en als we met z’n drieën over straat liepen, pakte hij per ongeluk de hand van José vast. Dan vroegen we pas een paar straten verder; weet je eigenlijk wel wie je bij de hand hebt? Dan stond mijn vriendje voor schut en hadden wij lol. José kreeg als eerste een serieuze relatie, met de man met wie ze later trouwde. Toen voelde ik me wel alsof José van me werd afgenomen.”
José: “We kregen inderdaad allebei een ander leven. Ik ben samen met mijn man wel dertien keer verhuisd. We werkten allebei in de verzekeringen. Na zijn pensionering gingen we naar Spanje.”
Tiny: “Nadat José net was getrouwd vond ik het lastig alleen te slapen, want we sliepen als kind in hetzelfde bed. Maar dat we door de afstand niet zo veel samen konden zijn, wende snel.”
José: “De afstand maakte ons niet minder verbonden. Als ik haar belde om gelukkig nieuwjaar te wensen, bleek ze die avond hetzelfde gekookt te hebben als ik. We hebben ook eens los van elkaar precies dezelfde bril gekocht.”
Tiny: “Zelf had ik een bloemenzaak en bleef ik met mijn man in Limburg wonen. We zijn vijftig jaar samen geweest. De man van José overleed in 2012, die van mij in 2014.”
José: “Vanaf het moment dat we allebei weduwe waren, zijn we vaker samen. We wonen niet dicht bij elkaar: zij nog steeds in Limburg en ik in Gelderland. Maar vier of vijf keer per jaar haal ik haar op met de auto. Tiny rijdt niet meer zelf, want ze heeft een evenwichtsstoornis. Zelf mankeer ik helemaal niets, ik voel me top. Het enige wat we merken van ouder worden, is een hoop rimpels. Onze band is nog net zo hecht als vroeger.”
Tiny: “Ouder worden brengt wat kwaaltjes met zich mee, maar die zijn niet belangrijk. Ik kijk niet terug maar vooruit, naar wat er wél kan.”
José: “Als ik Tiny ophaal, blijft ze een hele maand logeren. Dan winkelen we samen, eten we samen, we kijken tv. En we lachen heel veel. Ik hoop dat we nog lang zo door kunnen gaan met genieten.”
Tiny: “Samenwonen zit er niet in – we hebben beiden onze kinderen en kleinkinderen, vrienden en kennissen. Maar binnen dat leven zoeken we elkaar veel op. En dat bevalt echt prima zo.”
Dit artikel komt uit het Digitale Magazine van Margriet. Benieuwd wat er nog meer in staat? Klik hier.