PREMIUM
Esther Scheldwacht: ‘Als kind heb ik helemaal niet gemerkt dat we arm waren’
Beleefd en attent zijn, Esther Scheldwacht (54) kreeg het met de paplepel ingegoten. “Je gedragen naar onuitgesproken regels en wetten ook. Adat, heet dat op z’n Indisch.”
Esther Scheldwacht is actrice, regisseur en schrijver. Ze is ensemblelid bij Het Nationale Theater en staat op de planken in Laagland. In het najaar verschijnt de film Rocco en Sjuul, waarvoor ze met Tamara Bos het scenario schreef. Esther heeft twee zoons en een relatie met acteur Kees Hulst.
“Ik kreeg het met de paplepel ingegoten: consciëntieus zijn. Je best doen en attent zijn. Voor mij is het evident om beleefd te zijn, mails snel te beantwoorden en zieke vrienden te verblijden met een kaart of bloemetje. Het grootste deel van mijn sinaasappel geef ik nog steeds weg. Delen wat je hebt en gul zijn, is typisch Indisch, denk ik. Je gedragen naar onuitgesproken regels en wetten ook. Adat, heet dat op z’n Indisch.
Mijn ouders, Bert en Winny, waren twaalf en vijftien toen ze in 1951 in Nederland kwamen wonen. Hun gezinnen hadden de republiek Indonesië verlaten en vestigden zich zoals zo velen in Den Haag. Daar leerden ze elkaar kennen en werden verliefd. Als gezin woonden we in een niet zo groot huisje in het Haagse Mariahoeve. De school op loopafstand, ik liep er met ons buurmeisje naartoe. Antonella Coletti heette ze, een klinkende Italiaanse naam. Heerlijk theatraal vond ik, ik had al jong gevoel voor drama en romantiek. In die tijd bestond verveling nog, het maakte je creatief. Toen ik op mijn zesde een dagboekje kreeg van Sinterklaas, voelde dat als een groot cadeau en de verhalen die ik schreef, brachten me naar een andere wereld.”
- “Mijn moeder is het grote meisje, vijftien was ze toen ze naar Nederland kwam. Winterkleding hadden ze niet. Ze droegen kleding van het Rode Kruis.”
- “Mijn moeder en mijn oudste zoon Billy in Scheveningen. We gingen lunchen en hij had net een duik genomen in zee.”
- “Met mijn partner Kees op vakantie in Zuid-Afrika, 2019.”
Toneelschool
“Mijn vader werkte bij de PTT en hij had ook in de avond baantjes om ons gezin te kunnen onderhouden, mijn moeder zorgde voor de drie kinderen. Als jongste opgroeiend met twee broers, Carlo en Ricci, voelde ik me soms het vijfde wiel aan de wagen. Ik herinner me dat ik niet zo mocht meedoen met ze. Gingen zij films maken, dan mocht ik blij zijn als ik een bijrolletje kreeg of de ‘catering’ mocht doen. Toen ik jaren later naar de Toneelschool ging, werd ik ineens interessant voor mijn oudste broer. Hij had ook die droom en toen ik in het vierde jaar zat, zat hij in het eerste jaar. Mijn andere broer is journalist geworden en is hoofdredacteur bij Moesson, het Indisch maandblad.”
- “In 2001 met mijn jongste zoon Moos.”
- “Ik ben de indiaan. we vierden carnaval op de lagere school.”
- “Mijn ouders in Frankrijk, zo’n zeven jaar geleden.”
Droomreis
“Er was niet zo veel geld bij ons thuis, maar ik wist als kind helemaal niet dat wij arm waren, heb het nooit gemerkt. Bij Hollandse vriendinnetjes waren er amper koekjes. Bij ons thuis wel, en wel drie ook, als je wilde. Op een gegeven moment gingen we zelfs naar Amerika. Mijn ouders waren bereid zich voor die reis in de schulden te steken, zo groot was de wens om mijn vaders familie op te zoeken, de familie die met de Holland-Amerika Lijn naar the land of opportunities was vertrokken. Ik was pas zes toen we daarheen gingen, maar weet er nog heel veel van. Ik ontmoette een berg neefjes en nichtjes en tijdens die maand in Amerika leerde ik ook de taal.”
- “Een uitje naar de dierentuin.”
- “Indertijd was het normaal om op de foto te gaan bij V&D. Ik wilde niet en aan mijn blik kun je zien dat ik de pop heel vies vond.”
- “Vier jaar geleden. Op de foto met tante Joyce, mijn moeders jongste zus.”
Gelukkige momenten
“Op mijn kalender staan de aankomstdata van mijn ouders in Nederland geschreven. Naarmate ik ouder word, ben ik dat belangrijker gaan vinden. In de tijd waarin we leven is er veel meer aandacht voor hoe enorm ingrijpend het moet zijn om huis en haard achter te laten en op een boot te stappen. Maar in mijn jeugd ging het er thuis niet over. Over een cultuurclash, die er geweest móét zijn, werd niet gesproken. Het gedrag van mijn ouders in Nederland was vooral gericht op aanpassing. Mijn moeder heeft een paar dingen verteld die zijn gebeurd in haar jeugd. Mijn vader wilde er gewoon niet over praten. Ik kreeg daar vrede mee, mede doordat ik mijn informatie kon halen uit boeken die erover zijn geschreven.
Drie jaar geleden heb ik tijdens de Nationale Herdenking van 15 augustus, de dag waarop het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië wordt herdacht, een gedicht voorgedragen. Mijn zoon Moos begeleidde me op de piano. Mijn voordracht ging over wat het betekent om mijn generatie te zijn, kinderen te hebben die mij vragen stellen en ouders die zwijgen. Wat is mijn positie dan? Ben ik laf of ben ik respectvol als ik de stilte van mijn ouders respecteer? Ik denk en hoop het laatste. Ik kan er begrip voor opbrengen dat gebeurtenissen zo groot zijn geweest dat je er gewoon niet over kán praten. Praten is slechts één manier om te communiceren. Er zijn nog veel andere manieren van dingen vertellen of doorgeven aan de volgende generatie, bijvoorbeeld door middel van lichaamstaal. Zo zie ik het.
Inmiddels zijn mijn ouders ‘krakende wagentjes’ van 84 en 87 jaar. Ik zie ze wekelijks en spreek ze vaak. Of ze na hun komst hier gelukkig zijn geworden? Ik vind ‘gelukkig’ een groot woord voor mensen die uit een oorlog komen. Kan dat ooit nog, vraag ik mij af. Wel denk ik dat ze gelukkige momenten hebben. Momenten vervuld van trots, die altijd te maken hebben met hun kinderen en de kleinkinderen. De uitdrukking ‘je bent zo gelukkig als je ongelukkigste kind’ begrijp ik steeds beter.”
Dit artikel komt uit het Digitale Magazine van Margriet. Benieuwd wat er nog meer in staat? Klik hier.