De mannen van Koefnoen: ‘Die nieuwe taboes, daar kunnen we weer lekker tegenaan schoppen’
Koefnoen is terug. Niet op televisie maar in het theater. In een satirische revue richten Owen Schumacher (54), Jeremy Baker (53) en Paul Groot (54) zich op de vraag of we post-lockdown vooral veranderen, vernieuwen of vastroesten?
De mannen van Koefnoen zijn voor het eerst sinds lange tijd weer bij elkaar. Het mag weer! Maar het is ook wennen, roepen ze alle drie, na de lange lockdownperiode waarin ze wel van alles deden, maar elkaar nauwelijks zagen. Ze zijn in elk geval nog steeds sterk op elkaar ingespeeld, blijkt als meteen de eerste kwinkslagen klinken. Gelukkig mag ik het interview opnemen. Maar hoe hoor ik straks terug wie wat heeft gezegd? “Misschien kunnen we allemaal eerst een specifiek dierengeluidje doen voor we antwoord geven?” oppert Paul Groot. Hij laat meteen de schreeuw van een onherleidbare vogel horen; ze gieren het uit. “Kun jij hinniken?” vraagt Jeremy Baker aan Owen Schumacher.
Van tv naar theater is in elk geval een verandering. Ontstond dat idee tijdens de lockdown?
Paul Groot (P): “Ha ha, ja, alle theaters dicht en wij denken dat het leuk is om eens een voorstelling te maken!”
Jeremy Baker (J): “Ja, zo van: die theaters zijn dan wel dicht, maar ook leeg, dus wij kunnen perfect de planken op. Overal is plek.”
Owen Schumacher (O): “Nee, serieus, we hadden al vaker nagedacht over een theatervoorstelling, maar dat is altijd parasitair voor wat je op tv doet. Dat kun je niet gaan herhalen. Dus dan moet je nog meer materiaal maken. Maar in 2016 waren we gestopt met ons programma, het was mooi geweest. We begonnen alleen die typetjes zo te missen. Er gebeurde zo veel; en steeds vroegen we ons af: hoe zouden Okko en Eus hierop reageren? Of wat zouden onze luidruchtige corpsstudentes Fleur en Madelon hiervan vinden?’
P: “Er dienden zich elke dag ideeën aan waar we wel wat mee konden. En die zich soms ook gewoon beter leenden voor het theater dan voor televisie.”
Wat was zo’n idee?
P: “Tijdens corona mochten zwervers in hotels overnachten. Daar zouden we een tapnummer over willen maken. In het televisieprogramma hadden we daar geen repetitietijd voor.”
O: “Rond het wel of niet vaccineren zag ik meteen onze heroïneverslaafde Annet voor me, die dan zegt: ‘Ik laat me echt niet vaccineren, want je weet toch nooit wat er allemaal in zit!”’
P: “Ik was in Valencia geweest en had daar een soort corso gezien met heel mooie beelden die in brand werden gestoken. Jeremy zei toen: ‘Ik ging vaak met mijn moeder mee in Tiel naar het fruitcorso. Koelbox en knakworst mee. Mijn oma woonde op de route.’ Dus toen dacht ik: een vleescorso, dat zou ook leuk zijn. Praalwagens met vlees. In het theater kun je daar natuurlijk van alles mee. Dan speel je Dick Passchier die verslag doet van een praalwagen met kalfskoteletten.”
Lees ook:
Acteur Porgy Franssen: ‘Ik krijg vaak te horen dat ik niet opensta voor liefde’
Dat kan op televisie toch ook?
P: “Op televisie moet je die wagen dan ook echt helemaal gaan maken. Een enorme klus. In het theater kun je het vertellen en maakt iedereen er zijn eigen plaatje bij. Dat is het aantrekkelijke van theater. Je kunt veel meer een beroep doen op de verbeelding.”
J: “In het theater doe je het eigenlijk samen met je publiek, wij zetten de bakens uit en het publiek bedenkt de helft erbij. Op tv kan dat niet, dan denken kijkers meteen: waar zijn die praalwagens dan? Met weinig middelen suggereer je een hele wereld. Anderzijds heb je de ruimte om een karakter zich te laten ontwikkelen, of zelfs op te heffen: de slet die gaat trouwen, of de verslaafde die afkickt.”
O: “We doen nu try-outs en onderzoeken wat goed werkt bij het publiek en wat niet. Zo kun je dus nog wat bijschaven aan een act. Bij tv kan dat niet. Dat hadden we dus allemaal al veel eerder bedacht, en deze voorstelling had er ook veel eerder al moeten zijn, maar ja, toen kwam corona.”
Wat deed de lockdown met jullie?
O: “We hadden een jaar vrijgehouden voor het maken van deze voorstelling, maar dat hield abrupt op. Vervelend, maar het zette ook aan tot nadenken over bepaalde dingen die ineens heel concreet werden. De voorstelling die we hadden bedacht ging over veranderen. Maar toen kwam corona en drong de verandering zich onvermijdelijk op.”
P: “Iedereen wilde zo snel mogelijk terug naar het oude normaal, maar moesten we dat wel willen? Het oude normaal is in veel opzichten niet zo best. We moeten niet meer massaal willen vliegen.”
J: “Er zijn massa’s mensen die niet kunnen wachten om gewoon weer vijf keer per week te vliegen!”
Maar voor jullie zelf, wat had het voor gevolgen dat je thuiszat?
J: “Bijna al het werk werd afgezegd. Ik had alleen nog wat schrijfopdrachten die op afstand konden. Ik kan dat heel goed, gewoon thuis lekker doorwerken. Maar ik woon alleen, heb geen partner of gezin, dus het was wel heel veel alleen. Er kwam een moment dat ik dacht: ik moet dat huis weer een keer uit. En ik miste het spelen ook echt.”
O: “Ik heb een vrouw en kinderen, mijn jongste woonde nog net thuis, dat is toch wel anders. Paul is net als Jeremy alleen.”
P: “Ik ben soms echt jaloers op Owen, dat hij een vrouw heeft. Maar ik begin er toch maar niet aan.” (alle drie lachen ze hard) “Weet je, ik kan echt verbazend goed alleen zijn. Dat is ook mijn valkuil, ik zie niemand meer. Ik zit lekker te schrijven, verdien hier en daar nog wel wat, geen vuiltje aan de lucht. Maar ik mocht laatst voor de Uitmarkt weer wat doen, op het podium, met publiek en collega’s. Toen dacht ik pas, dit heb ik echt zo verschrikkelijk gemist.”
En nu langzaamaan alles weer mag, blijkt dan vooral veel veranderd, vernieuwd, of zijn we toch een beetje vastgeroest?
O: “Door de ontwikkelingen afgelopen jaar denk ik vooral, in wat voor land leven we eigenlijk? Zo’n Grand Prix in Zandvoort, het gemak waarmee dat wordt getolereerd in tijden van een klimaatcrisis. En als je daar kanttekeningen bij plaatst, ben je niet gezellig. Of krijg je de woedende massa over je heen op social media.”
J: “‘We hebben de regels gewoon nageleefd’ wordt geroepen, maar het is duidelijk dat de Formule 1 gewoon een sterke lobby heeft in Den Haag. Want de culturele sector leefde de regels ook goed na, maar alles bleef dicht. Ons ontbreekt het gewoon aan zo’n goede lobby.”
Doen jullie daar dan ook iets mee?
O: “Het is allemaal heerlijk materiaal voor ons. Niet om met een vingertje te wijzen hoor, we zijn zelf ook niet consequent. Juist daarom is het goed om het op de hak te nemen, onszelf erbij. De Formule 1 is straks wel wat achterhaald, maar de mentaliteit, mensen die roepen: ‘laat ze eerst in China maar wat aan het klimaat doen’, daar kunnen we wel wat mee.”
J: “We zijn natuurlijk gewoon verwend. In dat opzicht zijn we allemaal behoorlijk vastgeroest. En verwend gedrag veranderen is lastig. Als je een kat een tijdje Sheba geeft en dan ineens droge brokken, haalt hij ook zijn neus op. Maar we moeten toch allemaal iets meer aan de droge brokken.”
P: “Vastroesten is niet altijd slecht. Als goede gewoontes nou eens zouden vastroesten, maar dat gebeurt gek genoeg nooit.”
Vastroesten betekent vaak ook stilstand, toch?
O: “Ja, het is beter om in beweging te blijven en open te staan voor nieuwe ontwikkelingen en ideeën. Maar humor is best conservatief, verzet zich tegen veranderingen.”
J: “Maar bepaalde grappen kunnen niet meer, worden nu als kwetsend gezien. Daar reageren mensen dan ook vaak weer geërgerd op. Zo van, ‘dat mag ook al niet meer’.”
O: “Maar het gaat uiteindelijk om de manier waarop je iets speelt, met de juiste toon kan best veel.”
P: “Ach, het is goed dat er nieuwe taboes zijn gekomen, daar kunnen we dan weer lekker tegenaan schoppen.”
Maken jullie ook buiten het werk vaak grappen?
O: “Humor is een manier van naar de wereld kijken, een basishouding waarmee je het leven beter aankunt. Ik ben niet zwaarmoedig hoor, maar humor helpt wel als je je bijvoorbeeld kapot ergert aan zo’n Formule 1.”
J: “Ja, de beste humor is die waar je de woede, het verdriet, de zware emoties nog een beetje achter voelt. Maar het is ook gewoon leuker voor jezelf om op een humoristische manier naar dingen te kijken.”
P: “De humor is nooit ver weg, denk ik. Maar ik ben geen Gordon die de hele dag zegt: ‘Trek eens aan mijn vinger’. Het is meer dat ik me soms machteloos voel en met een grap neem je dan een beetje wraak.”
Kregen jullie de humor van huis uit mee?
P: “Mijn moeder voelde zich niet geaccepteerd door haar schoonfamilie en had daardoor permanent de neiging om mijn opa en oma in de maling te nemen. Ik ben dus opgevoed met het idee dat je grappen mag maken over mensen die zich niet gedragen zoals jij zou willen. Ik weet niet of dat goed is, maar heb er wel veel plezier door.”
O: “Ik zag als kind mijn ouders lachen om Koot & Bie. Ik snapte er niets van, maar dacht wel, als zij er zo om moeten lachen, moet het wel heel leuk zijn. Ik speelde de sketches na, samen met de overbuurjongen. Mijn kinderen vinden zichzelf het slachtoffer van een ironische opvoeding. We zijn permanent aan het relativeren.”
J: “Bij mij zit het schrijven en performen in de genen. Mijn overgrootvader schreef sketches en liedjes. Mijn vaders familie komt uit Wales en zat vooral in de muziek. En mijn vader vond Monty Python te gek, dus met die humor groeide ik op. Ik vond het echt bevrijdend dat je als komiek dingen mag doen die eigenlijk alleen kinderen doen, zoals een gek vrouwtje spelen. Je hoefde als volwassene dus niet per se op een kantoor te zitten.”
Is er in jullie privéleven veel veranderd of vernieuwd?
J: “Ik ben veel gaan wandelen en heb zo mijn nieuwe buurt ontdekt. Ik woonde nog maar kort in mijn nieuwe huis. En ik ben zelf brood gaan bakken. Maar er is niet echt iets veranderd. Dat er weer veel mensen in een zaal zitten jaagt mij geen angst aan. Ik denk alleen maar, heerlijk, zo hoort het.”
P: “Mijn beweegruimte is wel erg verkleind. Daten was er niet meer bij. Ik ben een voorzichtig mens, en bovendien vrij verlegen. Corona haalt voor mij de lol van het onbevangen met elkaar omgaan heel erg weg. En nu speelt ook nog mee dat als je het virus oploopt de hele voorstelling platligt. En hiernaast repeteert nijntje, als ik twee keer kuch is nijntje ook ziek.”
O: “Wij zijn tijdens de lockdown kleiner gaan wonen. Dat zat al in de pijplijn omdat de kinderen het huis uit gingen. Dat was natuurlijk wel een grote verandering. Ik vond het super leuk met hen, maar moet toegeven dat de vrijheid die we nu hebben ook heerlijk is.”
Koefnoen Live gaat 25 januari in première in het DeLaMar Theater in Amsterdam en is daarna tot en met 4 juni in het hele land te zien (koefnoen.nl). Dit interview met Koefnoen lees je ook in Margriet 49 – 2021 – nú in de winkel. Haal ‘m snel of bestel online zonder extra verzendkosten.
Interview | Deirdre Enthoven
Fotografie | Iris Planting