Triggervinger: hoe herken je het en wat kun je eraan doen?
Heb je last van een stijve vinger, die pijn doet bij het buigen of zelfs helemaal niet meer van houding wil veranderen? Dan heb je waarschijnlijk last van een triggervinger.
De officiële medische naam is tendovaginitis stenosans, wat staat voor een ontsteking van één van de buigpezen of de huls daar omheen.
Wat is een triggervinger?
Om je vingers te buigen, gebruik je de spieren aan de binnenkant van je onderarm. Die spieren zitten vast aan de zogenoemde buigpezen die via je hand naar je vingers lopen. Die pezen zitten in een soort kokertjes in je hand: de peesschedes. Daarbinnen zit een soort ‘glijmiddel’ wat ervoor zorgt dat ze gemakkelijk kunnen bewegen. Wanneer je de buigpezen in jearm aanspant, buigen de pezen vanzelf mee en buig je dus je vingers.
Bij een triggervinger verloopt dit proces alleen niet meer helemaal goed, door een ontsteking van de buigpees óf de peesschede. De pees kan dan niet meer vrij door dat buisje heen bewegen en loopt vast ergens in de peesschede. Daardoor gaat het buigen en strekken van de vinger moeilijk, of soms zelfs helemaal niet meer. Af en toe krijg je ineens een soort schokkend of knappend gevoel, waarna de vinger ineens weer losschiet.
Hoe ontstaat een triggervinger?
Een triggervinger ontstaat wanneer de peesschede of pees zelf geïrriteerd raakt. De oorzaak van zo’n irritatie of ontsteking, is niet bekend. Door de irritatie wordt de peesschede dikker of stugger en wordt de ruimte waarin de pees kan bewegen, kleiner. Ook kan het zijn dat de buigpees dikker wordt of dat er knobbeltjes op komen. Dat zorgt er dan ook voor dat de pees minder goed door het ‘buisje’ kan bewegen.
Lees ook:
Aan déze symptomen herken je het carpaal tunnel syndroom
Wie loopt kans op een triggervinger?
Hoewel iedereen in principe een triggervinger kan krijgen, zijn er wel een aantal dingen die ervoor kunnen zorgen dat je deze aandoening eerder oploopt. Vrouwen krijgen het bijvoorbeeld vaker dan mannen, en ook mensen tussen de veertig en zeventig jaar hebben meer kans op een triggervinger dan mensen van andere leeftijden. Heb je diabetes, reumatoïde artritis, een te langzaam werkende schildklier of jicht, dan neemt de kans ook toe. Ook het herhaaldelijk maken van dezelfde beweging met je vingers, bijvoorbeeld bij het pianospelen of bij typen op een toetsenbord, vergroten de kans op een triggervinger.
Behandeling
Heb je een triggervinger, dan is er helaas maar weinig wat je zelf kunt doen. Behalve rustig aan doen en afwachten of de klachten vanzelf verdwijnen, kun je eigenlijk niets doen om te zorgen dat het sneller over gaat. Wel kun je pijnstillers, zoals ibuprofen of paracetamol nemen om de pijnklachten af te laten nemen. Bij ongeveer één op de drie mensen verdwijnt de triggervinger vanzelf weer. Gaan de klachten niet vanzelf over? Dan kan een prik met een ontstekingsremmer soms helpen. De huisarts spuit dan een zeer sterk medicijn (corticosteroïd) in de peesschede, die ervoor zorgt dat de infectie afneemt en de klachten verminderen of verdwijnen. Deze behandeling werkt bij ongeveer zes van de tien mensen met een triggervinger.
Operatie
Als een injectie niet voldoende helpt, kan de huisarts je doorsturen naar het ziekenhuis voor een operatie tegen de triggervinger. Bij die operatie wordt er een klein sneetje gemaakt in de handpalm aan de basis van de vinger of duim waaraan je klachten hebt. Ze zoeken vervolgens de peesschede en snijden één van de bandjes hier omheen kapot. Dit zorgt ervoor dat de ‘tunnel’ wijder wordt, waardoor de pees meer ruimte heeft en niet blijft hangen. Bij ongeveer vijf van de honderd mensen die hiervoor geopereerd zijn, komen de klachten binnen 6 tot 12 maanden terug. De rest houdt meestal minimale tot geen restklachten over.
Bron | Thuisarts, Maasstad ziekenhuis