Onderzoek: dit is de link tussen depressieve klachten en je darmen
Wat hebben depressieve klachten te maken met de bacteriën in je darmen? Heel veel, zeggen wetenschappers. Volgens twee nieuwe Nederlandse studies bestaat er een duidelijk verband tussen het microbioom en depressie.
De twee langlopende Nederlandse onderzoeken werden gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications.
Link tussen darmen en depressieve klachten
Wetenschappers vermoeden al langer dat er een verband is tussen het microbioom en depressieve klachten, maar welke bacteriestammen daarbij een rol spelen, was nog onduidelijk. Het microbioom, ook wel darmflora genoemd, is een verzamelnaam voor alle micro-organismen, zoals bacteriën, virussen en gisten, in ons lichaam. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdam UMC onderzochten het microbioom van ruim drieduizend Amsterdammers van zes etnische achtergronden. Ze namen een depressievragenlijst af en bestudeerden poepmonsters. Wat blijkt? Dertien bacteriestammen zijn in meerdere of mindere mate aanwezig in de ontlasting van mensen met depressie. Eerder werd aangetoond dat de samenstelling van de darmflora erg varieert tussen etnische groepen, maar in dit onderzoek was de conclusie bij alle proefpersonen met depressieve klachten gelijk.
Bacteriesamenstelling
In een tweede studie, die tegelijkertijd verscheen, keken onderzoekers van het Erasmus MC naar het microbioom van 1539 volwassenen. Ook daaruit blijkt dat het microbioom bij mensen met depressieve klachten een andere samenstelling heeft dan bij mensen zonder klachten. Of de andere samenstelling van het microbioom depressieve klachten veroorzaakt of dat depressie juist voor veranderingen in de darmen zorgt, is nog niet duidelijk. Al wijst onderzoek bij muizen op dat eerste. Nadat een groep muizen een transplantatie ondergingen met ontlasting van depressieve mensen, gedroegen ook zij zich depressief.
Wisselwerking
Onder andere bacteriën die butyraat aanmaken waren minder aanwezig bij deelnemers met depressieve klachten, bleek uit de onderzoeken. Deze stof remt ontstekingsreacties in de darmen en zou ook effect hebben op de hersenen. Ook andere darmbacteriën uit het onderzoek maken stoffen aan die mogelijk een rol spelen bij depressieve gedachten, zoals glutamaat, gamma-aminoboterzuur en het gelukshormoon serotonine. Deze stoffen dragen bij aan de communicatie tussen hersencellen, iets wat vaak verstoord is bij psychische aandoeningen. Volgens psychiater Anja Lok van het Amsterdam UMC kunnen we na de onderzoeken geen conclusies trekken over oorzaak en gevolg. “Vermoedelijk is er een wisselwerking, net als bij slaap. Slaap je slecht, dan loop je meer kans op een depressie; heb je een depressie, dan ga je vaak slechter slapen,” vertelt ze. Wel kan het onderzoek leiden tot nieuwe behandelingen, bijvoorbeeld met voeding of probiotica.
Bron | NRC, Volkskrant, Metronieuws
