PREMIUM
Behalve met Wally moet ik nu het lente wordt ook de hele tijd met mezelf naar buiten. Ik ben mijn eigen hond
Bij het eerste het beste sprankje zon wordt Aaf getergd door haar innerlijke stem: ‘Húp naar buiten jij.’ Maar ja, er moet ook gewerkt worden...
Op het moment dat je dit leest, schijnt er misschien al een flinke zon, maar op het moment dat ik dit schrijf, is het de allereerste zonnige, lente-achtige dag. En ik zit enorm op hete kolen. Ik vind het een ongemakkelijk gevoel. Ik ben van de generatie mensen die ouders hadden die, bij de minste sprankel zon, acuut begonnen te roepen: “Ga naar buiten! Je gaat toch niet binnen zitten met dat heerlijke weer?” Althans, dat riep mijn vader altijd. Hij riep het overigens ook als het goot van de regen, want als weduwnaar met drie kleine kinderen had hij toch echt het liefst dat we de hele dag buitenspeelden. Grote kans ook dat we dat deden, want hij was, heel strategisch, recht tegenover onze basisschool gaan wonen. Daar hadden we dus een heel speelplein en een heleboel kinderen om uit te kiezen, en geheel uit onszelf gingen we dus ook met zeer grote regelmaat naar buiten.
Mezelf uitlaten
Het probleem is dat ik de noodzaak om naar buiten te gaan nu als volwassene nog steeds voel. Dat is op zich niet zo erg, maar soms wordt het een beetje dwangmatig. Ik kan en wil op een dag met mooi weer niet binnen zitten. Ik kan het gewoon niet. Ik heb nu natuurlijk Wally, de hond, dus altijd een excuus om naar buiten te gaan. Een noodzaak, zelfs. Maar behalve met Wally moet ik nu het lente wordt dus ook de hele tijd met mezelf naar buiten. Ik ben mijn eigen hond. Erger moet het niet worden. Het heeft iets diep-calvinistisch, dat gedwongen buiten zijn, al druist het in tegen mijn andere calvinistische aard, of gewoon levensnoodzaak: werken. Werken kan ik alleen binnen (ik ben weleens heel moeilijk met mijn laptop op het balkon gaan zitten, maar daar doe ik helemaal niemand een plezier mee) en werken moet. Maar naar buiten gaan moet ook.
Innerlijke stem
Dus als ik zit te werken en de zon schijnt, word ik constant getergd door een innerlijke stem die zegt: ‘Hop, naar buiten!’ En als ik dan buiten rondloop, roept die innerlijke stem: ‘Hé, ho, aan het werk!’ Ontzettend handig. Ik zou dus eigenlijk bij de plantsoenendienst moeten, of een krantenwijk, of de baan weer oppakken die ik als tiener een tijdje (vrijwillig) deed: buiten werken op de geitenboerderij in het bos. Dan ben ik buiten en krijg ik er nog geld voor ook. Maar ja, omscholing, et cetera, en fulltime vrijwilligerswerk doen, hoe leuk ook, ligt nog niet binnen de mogelijkheden. Toch maar weer eens met de laptop op het balkon zitten. Daar moet toch een modus voor te vinden zijn.
Over columnist Aaf Brandt Corstius
Aaf Brandt Corstius is schrijfster, getrouwd met Gijs Groenteman en moeder van Benjamin en Rifka. Lees hier alle columns van Aaf.
Dit artikel komt uit het Digitale Magazine van Margriet. Benieuwd wat er nog meer in staat? Klik hier.