PREMIUM
‘Ze zeiden dat het heel moeilijk zou worden om Lojzo thuis te verzorgen. Maar er was voor mij geen sprake van dat hij niet weer thuis zou komen’
De uit Bosnië afkomstige Zora Blazevic moest voor de tweede keer een nieuw leven opbouwen nadat haar man Lojzo (68) een zwaar herseninfarct kreeg. “Mijn liefde voor hem is onveranderd.”
“Toen ik wakker werd, was Lojzo al beneden, zoals vrijwel elke ochtend. Het was 4 oktober 2015. Ik was laat thuisgekomen van een bijzondere avond ter nagedachtenis aan een lieve overleden collega. Ik zie Lojzo nog staan in de woonkamer. Er was iets in zijn manier van doen wat me direct alert maakte. Hij had koffie gemorst. Normaal gesproken zou hij mopperend een dweiltje pakken, nu maakte hij een onbegrijpelijke opmerking. ‘Gaat het goed?’ vroeg ik. Hij keek me aan, maar zijn blik was vaag. Ik stelde hem nog een vraag waar hij wel op reageerde, maar het klopte niet. Zonder aarzelen belde ik 112 en binnen tien minuten kwam de ambulance. In het ziekenhuis werd duidelijk dat het een herseninfarct was, maar het leek mee te vallen. ‘We houden hem wel hier ter observatie,’ zei de arts. Onderweg naar huis om wat spullen te halen, belde ik onze zoon en dochter. ‘Papa ligt in het ziekenhuis, maar het is niet heel erg en het komt goed.’ Ze wilden hun vader graag even zien, dus pikte ik hen op om mee terug te rijden. Geschrokken, maar dit had veel erger kunnen aflopen, dus we hadden geluk gehad, zeiden we tegen elkaar.”
“Terug in het ziekenhuis troffen we hem aan in een staat die mijn voorstellingsvermogen te boven ging. Als een beest opgesloten in een kooi, zo zag hij eruit. Hij was helemaal verlamd, één oog was opengesperd. Zo veel pijn, zo veel onrust. Hartverscheurend om te zien. De neuroloog legde uit dat hij een nieuwe aanval had gehad en het nog niet voorbij was. Ze konden het proces niet stoppen, het kon zelfs nog erger worden. De eerste 76 uur was cruciaal, we moesten afwachten. Ik hoorde hem praten over mogelijke operaties, áls hij dit zou overleven. Hoe kon dit gebeuren? Ik was een paar uur terug nog zo opgelucht dat het gelukt was om hem op tijd in het ziekenhuis te krijgen. Daar was hij in veilige handen en nu stortte onze wereld alsnog in. Ik kreeg het in mijn hoofd niet bij elkaar. We leefden de volgende, oneindig lang durende uren tussen hoop en vrees.”
Plant bij het raam
“Van die allereerste tijd heb ik bewust veel weggestopt, maar ik weet nog dat ik op de derde dag zijn kamer binnenkwam en hem verdwaasd in een rolstoel zag zitten. Mijn rots in de branding die nooit een dag ziek was geweest. Mijn man, een constructiebankwerker, zelf bijna van staal, zag eruit als een plant bij het raam. Na een week verhuisde hij van het ziekenhuis naar een verpleeghuis in afwachting van een plek in een revalidatiecentrum. Elke dag ging ik naar hem toe om met hem te wandelen. Ik dacht: hij moet dingen zien die vertrouwd voelen. Onze Mercedes was zijn trots. Dus liep ik met hem in de rolstoel naar de parkeerplaats, langs onze auto, maar hij herkende ’m niet. Het besef dat alles veranderd was en de schade heel groot, kwam tussen die auto’s met een doffe klap binnen.”
“In november kon hij naar Heliomare. Verschillende behandelingen, waaronder fysiotherapie en logopedie, brachten heel kleine beetjes vooruitgang. Hoeveel herstel er haalbaar zou zijn, was niet te voorspellen. De enige zekerheid die we hadden, was dat hij nooit meer de oude zou worden. Hij kon niet meer praten en dat kan hij nu nog steeds bijna niet.”
“Het eerste jaar vond ik een hel. Afscheid nemen van ons oude leven en nog lang niet gewend aan het nieuwe. De rouw hierover uitte zich verschillend. Lojzo was heel boos. Dat richtte hij op mij waardoor ik me heel onmachtig voelde dat ik niet alles ongedaan kon maken. Ik was vooral intens verdrietig en ik wist niet wat ik daarmee moest. Zou het ooit nog beter worden? We hadden lieve mensen om ons heen die hielpen waar ze konden, maar er is niemand die je verdriet een tijdje kan overnemen. De adrenaline hield me overeind. Ik móét door, zei ik maar steeds tegen mezelf.”
Hoge pieken, diepe dalen
“Met de tijd merkte ik dat ik voorzichtig begon te accepteren wat er was gebeurd. Niet dat ik het ‘een plekje had gegeven’, want het nam – en neemt – alle ruimte in, maar ik kon het wel beter verdragen. Het verdriet zelf werd niet per se minder, maar er kwamen lichtpuntjes bij. Dingen die toch weer lukten, soms maar met minimale verschillen, maar wél vooruitgang zoals die er ook nog steeds is. Ze zeiden dat het heel moeilijk zou worden om Lojzo thuis te verzorgen. Ik heb naar alle adviezen geluisterd, maar er was voor mij geen sprake van dat hij niet weer thuis zou komen wonen. We hebben veel moois meegemaakt en ook heel moeilijke tijden gehad. Ik was nog maar net twintig toen we trouwden en een jaar later kregen we ons eerste kind. Onze relatie is altijd explosief geweest. Hoge pieken en diepe dalen, maar altijd bleven we samen. Dertig jaar geleden zijn we met onze toen nog kleine kinderen gevlucht uit voormalig Joegoslavië. We horen bij elkaar.”
“Ik maakte me geen illusies, het zou loeizwaar worden, maar dat zou het zonder hem in huis ook zijn. Dus ik was vastberaden; hij kwam gewoon naar huis. Wel wist ik dat ik nog één verandering in mijn leven nodig had, maar dan wel zelf gekozen; verhuizen naar Amsterdam. Die wens bestond al langer, maar Lojzo was er nooit zo voor te porren. Ik had het echt nodig nu en wist zeker dat we gelukkiger zouden worden in de stad. Dicht bij onze kinderen en een aantal familieleden, maar ook met meer reuring. Nu was het geluk wel echt aan onze kant; twee maanden later hadden we een huis in een rustige straat midden in een bruisende buurt.”
De humor weer vinden
“Nog steeds word ik emotioneel als ik ons verhaal aan iemand vertel, maar we hebben onze modus wel gevonden. Ik ben blij dat hij er nog is. We communiceren veel met gebaren en inmiddels ken ik al zijn blikken, klanken en manieren weer. Het werd allemaal een stukje draaglijker toen we de humor weer vonden. Op zijn manier maakt Lojzo grapjes en mensen moeten gelukkig nog steeds om hem lachen. We konden allebei ontzettend gefrustreerd zijn als we elkaar niet begrepen. Dat is zoiets onwerkelijks: je kent elkaar na 45 jaar samen door en door en had normaal gesproken aan een blik of half woord genoeg. Nu moesten we zijn handleiding opnieuw ontdekken, maar ook een manier van omgaan met elkaar. Hij kon heel boos worden als hij ik hem niet snapte en ik ben ook weleens kwaad naar de slaapkamer gestampt. Ik vond een manier om mijn geduld te vergroten en om me beter in hem te verplaatsen. Met grapjes en een lach ontdooit hij het snelst, waardoor er weer ruimte ontstaat om het op een andere manier te proberen.”
“Zijn kracht en doorzettingsvermogen verbazen me soms nog steeds. Het was een enorme strijd, maar hij heeft zich grotendeels neergelegd bij dat dit het is en maakt tegelijkertijd nog elke dag stapjes. Hij doet drie keer per dag zijn oefeningen. De prognose was dat hij nooit verder dan vijftig meter zou kunnen lopen. Maar met zijn vierpootstok wandelt hij nu in zijn eigen tempo elke dag vier kilometer en heeft heel wat ‘vriendschappen’ gesloten in de buurt. Iedereen kent hem! Hij is niet zielig, maar juist onvoorstelbaar sterk. We hebben een nieuw ritme gevonden waarin hij zijn gang kan gaan. Toen hij gezond was deed hij alles in huis en was hij altijd aan het rommelen en klussen. Het is belangrijk voor hem dat hij zich nuttig kan maken. Dus hij heeft zijn eigen ‘taken’; de tafel schoonmaken en de tuin doen. Op zijn manier zorgt hij ook nog steeds voor mij. Op mijn werkdagen zit hij te wachten tot ik thuiskom en zet hij koffie voor me. Als hij iets wil doen of veranderen in huis dan doen we dat. Een tijdje terug liet hij met een glimlach zien hoe het hem lukte om zelf een flesje open te krijgen. ‘Wat slim,’ zeg ik dan. Die complimenten doen hem goed.”
Pyjamadag
“We proberen het gewone leven weer op te pakken, spreken af met vrienden en onze kinderen, genieten van onze kleinkinderen. Naast de moeilijkheden is er ook weer vreugde. We gaan zelfs weer op vakantie. We zijn nu precies zeven jaar verder. Het is misschien moeilijk voor te stellen, maar ik ben tevreden. Ik wil het niet mooier maken dan het is, maar door te verzanden in wat ik mis, help ik mezelf niet. Na Bosnië heb ik nooit meer plannen gemaakt voor later. Ik ben meegegaan in wat het leven brengt. Kijken naar wat mooi en goed is, zit in mijn natuur. Lelijke dingen schuif ik dusdanig naar de achtergrond dat ik ze soms even ‘vergeet’.
Misschien is dat wat er gebeurt als je geboren bent in een land dat niet meer bestaat. Ik houd me vast aan mijn veerkracht. We kwamen hier met een koffer en hebben het leven dat we daar hadden opgebouwd moeten achterlaten om hier opnieuw te beginnen. Nu moesten we dat voor een tweede keer doen en ook dat is gelukt. Maar ik sprankel echt niet elke dag van positiviteit. Ik kan nachtenlang liggen malen. Soms voel ik het als ik wakker word: vandaag wordt niks. Die dagen zit ik uit of ik maak er een pyjamadag van en probeer erop te vertrouwen dat het er morgen weer anders uitziet. Het delen van gevoelens geeft wat lucht en troost. Dat heb ik moeten leren van een goede therapeut.”
“Lojzo heeft ook slechte dagen. Dan is hij erg in zichzelf gekeerd en wil hij niks. Eerder probeerde ik dat snel op te lossen, wat het vaak alleen maar erger maakte. Of ik zocht de schuld bij mezelf en ging overcompenseren. Ook dat helpt niks. Het laten is het beste. Hij draait vanzelf weer bij en dan pakken we de draad weer op. Er is ook iets ten goede veranderd. Lojzo kon ook een stugge, moeilijke man zijn. Nu krijg ik soms zomaar een knuffel en als ik wegga zonder een kus, dan moet ik terugkomen. Dat gebeurde vroeger nooit. Hij is zachter geworden. De man met wie ik trouwde, is er niet meer. Maar ik heb er iemand voor teruggekregen van wie ik net zo veel hou. Alles is veranderd, de hoeveelheid liefde niet. Ik ben niet veel bezig met de toekomst. Ik ga straks met pensioen en hoop dat we samen een cruise kunnen maken.
Vriendinnen vragen weleens van welk materiaal ik gemaakt ben, en ik weet wel dat ik een sterke vrouw ben. Maar we zijn samen, onze kinderen hebben mooie dingen bereikt en met mijn familie en vrienden dicht bij me ben ik gelukkig.”